top of page

De vogel en de appelboom.
Daar kwam de stoere man met zijn reusachtige zaag en het kleine hart, dat zichtbaar werd toen hij onverwacht onze knoppenaccordeon in ruste bespeelde. Het kleine hart belette de bomenzager niet om onze appelboom met grote gebaren en veel enthousiasme te bevechten. Wat was ie groot, onze appelboom. Zijn takken reikten tot in de hemel en tikten, bij het kleinste zuchtje wind, vinnig tegen onze ramen. Zijn stam was zo dik dat een grote kerel die niet kon omvatten. Zijn vruchten waren zo zuur dat alleen vogels het waagden om ervan te eten. Gesuikerd totdat je tanden ervan gingen knarsen, kwam de appelmoes onze oren uit. De boom moest om.
De eerste, nog jonge, takken werden gesnoeid. De straat lag al bezaaid. 
Daar klom de bomenzaagassistent in de boom, hoger en hoger en vielen de dikke takken als twijgjes naar beneden. Nabijgekomen omstanders fluisterden: “Daar gaat ie, eindelijk. Weer zon in onze tuin…” 
Hij werd neergehaald met veel lawaai. Krakend en kreunend stortte hij ter aarde. 
Waren we blij? Niet echt. Het was een triest gezicht: onze grote reus geveld.

​

 

De tuin was kaal en leeg, totdat merels, mussen, kraaien en andere gevleugelde tweepoters verdwaasd door de tuin hipten. 
Ze leken wat ontredderd en spitten met hun snavels in de omgewoelde aarde, op zoek naar verse wormen. Onze neuzen tegen het raam gedrukt, keken we naar onze gevederde vrienden. 
De aanvliegende vogel mistte het grote groene bladerdak, waarin hij zich kon verschuilen. 
De snoepende vogel mistte de fruitwinkel, waarin hij zijn buikje zo vaak heeft vol gegeten.
De stamkruiper mistte de ruwe schors om zijn snavel aan te scherpen. 
De nestenbouwer mistte de jonge twijgjes. 

Zoveel vogels en evenveel manieren om een boom te beleven. Wanneer je kijkt naar het woord BOOM is dat eenduidig. De volgorde van de letters bepaalt wat je leest. De geschreven taal is nodig zodat we elkaar begrijpen. Het kost talige kinderen meestal niet veel inspanning om de geschreven taal te verwerven en deze uit het hoofd te leren en te reproduceren. Voor de beelddenker is dat een ander verhaal. Visueel ingestelde kinderen hebben moeite met het automatiseren, het uit het hoofd leren van, voor hen, ogenschijnlijke betekenisloze woorden en letters. Pas als een woord wordt verbeeld, krijgt het betekenis. Visueel ingestelde kinderen zien het gewoon anders! Ze zien de stam, de wortels, het bladerdak, het nest. Het kind ziet één en dezelfde boom in vele verschijningsvormen en daarbij associeert hij volop. Denkend aan de boom kijkt en ervaart hij vanuit verschillende perspectieven. Bij het duiden van een boom kunnen veel misverstanden ontstaan. 

Beelddenkende kinderen denken en leren gewoon net even anders. De problemen die daarbij om de hoek komen kijken, verdringen vaak de talenten en de mogelijkheden die in de kinderen sluimeren.

​

bottom of page